De juiste boom op de juiste plaats(Project)management en adviesBoomtechnisch onderzoek Boomveiligheid en VTAEcologische oeversBoomstambeschoeiingEchte bomen? LinksE-mail

Echte bomen?

Te lezen op de website van een van de grootste boomverzorgingsbedrijven van Nederland: Een oud gezegde (vrij naar ...) luidt: "Als een boom drie namen heeft, gaat deze drie decennia mee". Daar schuilt waarheid in. Verwacht dus niet dat een laan van cultuurvariëteiten (met drie namen) lang meegaat of monumentaal wordt. Gebruik daarom echte bomen (met niet meer dan twee namen) voor structurele beplantingen.

Te lezen op www.arboretum-denieuweooster.nl (boom van de maand, beschrijving over de wilgbladige peer): Een bekende boomspecialist hield eens op zijn website een pleidooi alleen nog maar bomen aan te planten met twee namen. Dit houdt dus in geen cultuurvariëteiten meer aan te planten, nu zijn sommige cultuurvariëteiten zwakker dan de soort terwijl het verschil niet zo groot is. Er zijn ook cultuurvariëteiten die minstens net zo sterk zijn en soms (in ons klimaat en bij onze grond) zelfs sterker. Je moet er toch niet aan denken dat bijvoorbeeld de mooie slanke Italiaanse populier (Populus nigra ‘Italica’) uit ons landschap zou verdwijnen. Gelukkig zijn er nog (enkele) boomdeskundigen met voldoende kennis van het sortiment die weten wanneer ze met succes soorten en wanneer ze met succes cultuurvariëteiten aan kunnen planten.

Voor arboretum "De Nieuwe Ooster" schrijf ik artikelen voor de "boom van de maand". In de beschrijving van de Pyrus salicifolia 'Pendula' heb ik het antwoord op de stelling betreffende het planten van bomen met twee namen geschreven. Cultuurperen (drie namen) kunnen indrukwekkende bomen worden, leeftijden tot 200 jaar komen voor. Ook de geënte rode beuk vertoond in de praktijk weinig verschil met de gezaaide beuk wat betreft gezondheid, levensduur en majestueusiteit. Inderdaad zijn een aantal cultuurvariëteiten redelijk zwak en is 30 jaar voor deze planten oud, denk aan vele prunussen. Dezelfde cultuurvariëteiten worden in Japan bijvoorbeeld makkelijk 200 jaar oud, de Japanse boomkwekers gebruiken voor deze Prunussen een ander onderstam, het minder sterk zijn van cultuuvariëteiten heeft in dit geval te maken met de kombinatie onderstam/ent, het juiste uitgangsmateriaal (bepaald door de kweker) bepaalt de levensduur.

Monumentale bomen met drie namen zijn er vele, de genoemde rode beuk bijvoorbeeld, maar ook de Tilia europeaea 'Euchlora' en andere Linde-cultivars, vele Iepen enz. In feite moeten we de Plataan hier ook onder rekenen. Platanus x hispanica is een kruising en in feite verkeerd benaamd, als we deze nu zouden benamen kreeg hij beslist drie namen, net als de Alnus x speathii 'Speath', ook een plant met drie namen die zich in de praktijk bewezen heeft. Het succes van een boom hangt van vele factoren af en de juiste keus boom voor die bepaalde plaats is zeer belangrijk. De stelling over bomen met drie namen zegt mijns inziens dat de sortimentskennis van vele boomdeskundigen niet is afgestemd op de mogelijkheden van het thans gekweekte sortiment. Jammer en tijd om hier iets aan te doen. (Ouderkerk aan den IJssel, juni 2009).

Allochtoon

Alleen voor de naam al wil je deze verstekeling in je tuin of park hebben. Om je gasten de korte tijd dat de plant zichtbaar is te kunnen zeggen: Kijk, hier heb ik hem betrapt, de `Lathraea clandestina` In mei laat de schubwortel zijn paarse tweezijdig symmetrische bloemen zien, beslist een mooi gezicht. Je vindt ze in de regel op een schaduwrijk plekje en altijd in de buurt van een Wilg of Populier. Onze verstekeling is namelijk een parasiet, een plant zonder chlorofyl (bladgroen) die dus zelf geen suiker kan maken maar deze `leent`van zijn gastheer. Buiten de bloei leeft hij geheel ondergronds en hecht zich op de wortels van zijn `gastheer`. Lathraea komt van het Griekse woord Lathraios wat verborgen betekend, clandestina behoeft natuurlijk geen uitleg. Inheems in warmere streken, de noordgrens van zijn areaal is België, langzaam noordwaarts oprukkend en stiekem in Brabant ook aangetroffen. In enkele botanische tuinen groeit hij ook en van daar uit ontsnapt hij ook weleens om in de omgeving te verwilderen. Hoe je hem bewust in je tuin of park kunt krijgen weet ik niet, naar mijn weten worden er geen `besmette` wilgen of populieren verkocht. Je kunt proberen wat zaad te bemachtigen en onder Wilgen of Populieren uit te zaaien. Zaai in de herfst tussen boomwortels in vochtige goed doorlatende grond met een hoog organische stofgehalte en dek het zaad af met mulch of bladeren. Vervolgens duimen draaien en ieder jaar in mei opletten of er bloemen verschijnen.

De Vleugelnoot als klimboom

De Pterocarya fraxinifolia is als boom een opvallende verschijning. Hij groeit statig rechtop en ontwikkelt zich - eenmaal op leeftijd – ook zeer in de breedte. Deze Kaukasiche Vleugelnoot wordt weinig aangeplant en toch kent iedere vakman en menig tuinliefhebber hem, omdat vrijwel ieder dorp en stad er één (of hoogstens enkele) heeft aangeplant. U vindt hem op een opvallende plaats in een park of plantsoen en altijd als solitair, zodat hij de ruimte heeft zich te ontwikkelen.. Gelukkig wordt deze mooie boom nu vaker aangeplant, soms ook als laanboom als het straatprofiel hier breed genoeg voor is. Een goede begeleidingssnoei is noodzakelijk om te komen tot een volwassen boom met de definitieve onderste takken voldoende hoog. Het snoeien vraagt het nodige vakmanschap. Rijdend door de diverse gemeenten zie je toch hierin grote verschillen Aan de grootte van de snoeiwonden op de kaal gemaakte stam herken je al of niet het vakmanschap. De Pterocarya vormt jammer genoeg nogal wat wortelopslag, wat zeker in een plantvak waar vaak geschoffeld wordt, niet wenselijk is. Daarom heeft aanplant in een gazon de voorkeur. De Pterocarya fraxinifolia komt oorspronkelijk uit de gebergten Kaukasus en Elboers (het skigebied van Iran). Hij groeit daar hoog genoeg om ook in Nederland helemaal winterhard te zijn. De winterknoppen hebben geen beschermende knopschubben en worden door plantkundigen daarom naakte knoppen genoemd. Hierdoor kun je prachtig de roestbruine miniatuurversie van het grote blad al zien, die zich vervolgens in het voorjaar uit de knop ontwikkelt. Ook de andere Pterocarya soorten, die hier mondjesmaat gekweekt worden (P. rhoifolia uit Japan en China; P. stenoptera uit China en de kruising P. x rehderiana) hebben deze kenmerkende naakte winterknoppen die er fragiel uitzien. Deze gekweekte soorten worden nogal eens als minder winterhard beschreven. Toch wordt echte vorstschade op Vleugelnoten zelden waargenomen. De Pterocarya is lid van de Okkernootfamilie (Juglandaceae) en heeft net als de Okkernoot de eigenschap om na snoei in het voorjaar flink te gaan bloeden. Dit bloeden heeft in eerste instantie geen nadelige gevolgen voor de groei. De wond droogt echter wel in en sluit zich minder goed af. Zomersnoei heeft daarom de voorkeur, ook omdat in dit jaargetijde veel minder kan is op de ontwikkeling van overvloedig wortelopslag Aan het begin van de zomer ontwikkelen zich de hangende bloemaren, die opvallen door hun lengte en vorm. De bloem zelf is onopvallend citroengeel en ontwikkelt zich na de bloei tot een (hoe kan het ook anders) gevleugelde noot. De “katjes” blijven tot in de winter aan de boom. De Pterocarya fraxinifolia is door Plant Publicity Holland uitgeroepen tot (klim)boom van het jaar omdat de horizontale takken uitnodigen tot “boompje klimmen”. En dat maakt het tot een bijzonder aantrekkelijke boom op speelplaatsen. Deze mooie boom wordt een kleine 20 meter hoog en uiteindelijk net zo breed, op “hoge” leeftijd zelfs breder. Hij heeft een voorkeur voor een vochtige standplaats, maar groeit op vrijwel iedere grond en verdient het beslist om meer aangeplant te worden! (deze en meer plantbeschrijvingen op: www.arboretum-denieuweooster.nl)

Met de leuter en de hengst

(Artikel in AD Groene hart, mei 2007)REEUWIJK - Vraag van de week: wat is een leuter? Antwoord: de leuter hangt in het midden van de hengst.

Echt waar, zoiets verzin je niet. Het woord veroorzaakt wat hilariteit onder de mensen in de bok, terwijl gids Maarten van Atten de baggerlap omhangt. Bok, baggerlap? We zijn op excursie met Watersnip Natuuractiviteiten door het Reeuwijks Plassengebied. Een bok is een platbodemvaartuig, bedoeld voor personenvervoer. Import, trouwens, want een bok komt oorspronkelijk niet in Reeuwijk voor. De excursie heet ’Op zoek naar het bruine goud’, en een goed verstaander weet dat het gaat om de turfwinning in de plassen. De hengst en de leuter zijn dan ook hulpmiddelen die bij het baggeren werden gebruikt. De baggerlap werd over een schouder gedragen, waarover de steel van de baggerbeugel werd bewogen. De hengst is een brede leren riem om het middel en de leuter bestaat uit twee flappen die om de steel werden gewikkeld als hulp om de zware baggerbeugel boven water te krijgen. Zo, dat weet u ook weer. Watersnip bestaat twintig jaar en heeft aan de seizoensactiviteiten - veelal vaartochten in het Groene Hart met verschillende thema’s - de groepstocht rond de turfwinning toegevoegd. Bij wijze van jubileum-activiteit. Recreatie en (natuur)educatie zijn twee belangrijke pijlers onder Watersnip. Daar past het ’bruine goud’ mooi tussen, zegt Joyce Redout, bij Watersnip onder meer verantwoordelijk voor promotie. ,,Dat is natuurlijk ons doel: mens en natuur met elkaar in verbinding brengen, in combinatie met bewustwording.’’ Watersnip werd in 1987 opgericht door John van Gemeren, die begon met het geven van buitenlessen aan basisscholen. ,,Dat doen we nog steeds, ook aan middelbare scholen,’’ zegt Amy van den Brink, coördinator natuuractiviteiten. ,,Nog steeds hebben veel kinderen geen idee waar melk of wol vandaan komt, en niet alleen kinderen uit de grote stad. Milieubewustzijn begint bij kinderen, want zij nemen dat bewustzijn mee als ze volwassen worden.’’ Nog altijd nemen de natuuractivciteiten de belangrijkste plaats in binnen het bedrijf. Razend populair zijn bijvoorbeeld de zomerse vaartochten naar Bodegraven, met bezoek aan Kaasmuseum en Fort Wierickerschans. In het voormalige dorpsschooltje van Sluipwijk, de Rokende Turf, worden ook accommodaties verhuurd. En ten slotte heeft Watersnip een adviespoot. De sfeer in de bok is opperbest. De gezichten staan naar de zon gericht. Wie om zich heen kijkt, vraagt zich af waarom we nog zoveel geld uitgeven voor een buitenlandse vakantie, terwijl we dit natuurschoon om de hoek hebben. Onvoorstelbaar, trouwens, dat alles met de hand in een paar honderd jaar is uitgegraven. ,,Allemaal met baggerbeugels die een lengte van vier meter hadden. Hard werken, zes dagen in de week van ’s morgens zes tot ’s avonds acht,’’ zegt Maarten van Atten. Hij is één van de gidsen met wie Watersnip werkt. Hij doet het uit hobby, want van huis uit is hij hovenier: ,,U kunt dus ook bij mij terecht voor een mooie tuin.’’ Van Atten weet waarover hij het heeft en de deelnemers hangen aan zijn lippen. Op de plas Elfhoeven varen we een rondje om eilandjes waar de reigers nestelen die hun jachtgebied in Gouda hebben. ,,Wist u dat reigers ook sportvissers zijn? Ze spiesen ook wel vissen die ze niet eten, om ze op de kant te gooien. Voor de lol.’’ We wisten het niet. De excursie bestaat uit een vaartocht en uit een rondleiding door de Oudheidkamer van Reeuwijk die veel uit het turfverleden in de collectie heeft. De deelnemers mogen zelf ook eens baggeren. De eerste spat meteen zijn lichte broek onder de modder. ,,Nu moet er vandaag zeker geld bij,’’ lacht hij. Hij graaft zo fanatiek dat zijn buurman zegt: ,,Straks haalt-ie nog een zeemeermin naar boven.’’ Ja, de sfeer zit er goed in.

Stress bij bomen?

Meestal wordt je van ieder nieuw seizoen weer blij. De herfst toont de natuur weer in volle pracht, bladeren met herfstkleur en vruchten, vogeltjes die weer de tuinen opzoeken om daar te foerageren, volop zaken om van te genieten. Toch word ik van enkele zaken wel verdrietig. De kastanjes stonden al voor het eind van de zomer met bruin blad. Dat komt door de kastanjemineermot. Het larfje van deze mot kruipt in het blad en vreet hier het bladgroen tussen de opperhuiden vandaan. Op zich is een aantasting voor een boom niet zo erg, maar een dergelijke massale aantasting is wel een probleem. Het blad kan bij een grote aantasting geen voeding meer aanmaken, en de laatste voeding voor een plant wordt opgeslagen als reservevoedsel voor een frisse start in het nieuwe voorjaar. En de kastanjes missen dit en worden dus ieder jaar een beetje zwakker. De gewonen inlandse es (Fraxinus excelsior) mist helaas de herfstkleur. Een gedeelte van de essen heeft dit najaar veel vroeger blad verloren dan normaal is, deze essen zitten ook vaak overdreven zwaar met zaad (zie foto). Is dit stress, bijvoorbeeld door (te) droge en (te) natte perioden? Opvallend is dat net als bij de kastanjes dat oudere bomen er veel minder last van schijnen te hebben. Komt dit door het aanplanten van andere (zwakkere) selecties en/of door de snoeimethodes die we nu toepassen. En is de es de volgende boom die getroffen wordt door een massale aantasting van een nu nog onbekende ziekte? Het is voor groenbeheerders in ieder geval tijd om na te denken over het voorkomen van stress bij bomen door middel van ander onderhoud en het verbeteren van standplaatsen. Ook wordt het tijd een gevarieerder bomenbestand op te bouwen.